Tekeningen Frans Dekkers 1 / 4


''Een naaktstudie uit 1965, de tijd dat ik de tekencursus van The Famous Schools International volgde. Veel technieken geleerd, maar het tekenen van strips trok mij meer aan.''

1964 Famous Schools International

Famous-school-internatonal

1964 Membership card Frans Dekkers van de Famous Schools International

DE TEKEN JAREN

Frans Dekkers (Valkenswaard, 1948) is autodidact. Ik begon in de jaren vijftig met het maken van strips en cartoons die in dagblad Oost Brabant werden gepubliceerd: Nog wat knullig natuurlijk, maar meestal wel melig leuk. Nadat ik in 1964 een Amerikaanse opleiding van de Famous Artist School had gevolgd ging het gaandeweg beter. Het tekentalent had zich al in mijn prille jeugd ontwikkeld en ik tekende op alles wat maar van papier was. Op de lagere school - waar ik als linkshandig jongetje gedwongen werd rechtshandig te schrijven - ging het mis. Ik raakte daardoor helemaal in de knoop, met als gevolg allemaal slechte cijfers. Ik mocht hierdoor niet naar een middelbare school. waardoor mijn droom om ook een opleiding aan de kunstacademie te volgen aan me voorbij ging. .Maar al had ik slechte rapportcijfers...voor tekenen in elke klas steevast een 9 en zelfs één keer een 10. Overigens, ze hebben me ondanks hun schrikbewind mijn linkshandigheid niet kunnen afleren.

1961

Cover voor een stripboekje uit 1961. Het zou bij deze omslag blijven

1962 strip Zanza

Eerste stripverhaaltje dat ik in 1962 maakte.

1962

Eerste stripverhaaltje dat ik in 1962 maakte en gepubliceerd is.


Nadat Libelle in 1970 met de strip Jan, Jans en de kinderen kwam werd ik in 1973 benaderd door het weekblad Viva om ook met een soortgelijk stripverhaal te komen.
 Bovenstaande tekening leverde ik toen in en daarbij is het helaas gebleven. 


Van mijn spaarvarken viel niet al het tekenmateriaal te betalen zodat ik besloot om oud papier in onze buurt op te halen dat, behalve geld, nog een mooie bijvangst had: weekbladen. Vooral bij de man van de leesmap leverde dat elke week een rijke buit op: Nederlandse weekbladen maar ook de verouderde (weggooi) mappen met grote buitenlandse bladen zoals Life, Paris Match en Der Stern. Daarmee kwam ook de wijde wereld een beetje bij me binnen. Ik genoot van de vele reportages, al kon ik er geen woord van lezen, en van de prachtige (reclame) illustraties die me zowel inspireerden als bij mij de moed in de schoenen liet zinken. Norman Rockwell en Kurt Ard waren mijn helden. Zo ver zou ik nooit komen. Maar met de hulp van de directrice van de plaatselijke bibliotheek kwam ik in elk geval wel een stukje verder op mijn bescheiden niveau. Zij was de eerste die mijn tekentalent ontdekte en dat ook stimuleerde. Zo regelde zij zonder mijn medeweten een interview met me in de krant.


Spotprent op de vercommercialisering .van het carnaval.
Gepubliceerd in Uit de Kunst (januari 1975).


Inmiddels was ik ook oorlogsdocumentatie gaan verzamelen, waarbij de bieb directrice mej. Knippenberg mij eveneens een duwtje in de rug gaf, en zoals ook later het blad Hitweek dat zou doen, waarover later meer. Een middelbare opleiding ging aan me voorbij, maar mijn ouders wilden me niet naar een fabriek sturen en raadde me aan om een vak te leren op de Lagere Technische School (LTS) en trokken me daarbij met een leugentje over de streep omdat ik lerende voor huisschilder ook reclametekenen onderdeel van dit onderwijs zou zijn. Dat bleek maar één uur in de week en na twee jaar en bovendien met twee linkerhanden brak ik de opleiding af. Ik koos daarna voor het grafisch bedrijf en begon als handzetter bij een handelsdrukkerij, waarbij ik ook werd ingezet bij de Heidelberg drukpers. Maar ik hield het niet hier en ook later elders nooit lang uit. In 1966 werd er een nieuwe rotatiepers gebouwd voor het Eindhovens Dagblad. De Duitse monteurs hadden hulpjes nodig en via het arbeidsbureau werd ik er een van: voor de duur van de bouw, opgeleverd voorjaar 1967. In die tijd had ik ook van het krantenbedrijf geproefd en dat trok me wel aan. In 1968 werd ik bij het Eindhovens Dagblad aangenomen op de zetterij als proeven trekker: de schakel tussen de machinezetters en de correcte afdeling. Als ik even niets te doen had was ik altijd wel bezig met tekenen. Dat werd opgemerkt door Jan Willem Overeem, een redacteur van Brabant Pers. Hij had de taak gekregen om een wekelijkse pagina voor jongeren te beginnen en vond dat een strip daarin wel leuk zou zijn. Hij werd mijn tweede grote stimulator om iets meer met mijn tekentalent te gaan doen. In de zomer van 1968 verscheen de eerste strip, waarvoor Overeem de teksten schreef. Hij gaf hem de naam Proto en ik maakte er min of meer (onder mijn pseudoniem ‘Dozy) mijn alter ego van: met lang haar en brave rebelse streken, die in werkelijkheid wel wat pittiger waren geweest.


De milieuverontreiniging hield mij al op jonge leeftijd bezig. Deze tekening is uit 1971 (over het jaar 1999). Gepubliceerd in Eindhovens Spiegelbeeld in 1976.


Naast de strip.verzorgde ik in de periode 1968-1970 ook illustraties bij (maatschappijkritische) verhalen onder meer bij een verhaal van Armand over hasj dat ik toen wel heel cool vond. De zorg om milieuvervuiling in de jaren zestig en zeventig werden terugkerende thema’s in mijn strips. In de strip ‘’Proto’’ waren dat vaak fabrieksschoorstenen met vervuilende rookwolken. Ook de toenemende automatisering van een werkplek met koffieautomaat naar een computerruimte zou een toekomstbeeld worden. Dat de kunstmatige intelligentie mij toen toen al bezig hield was een verrassende ontdekking in mijn tekeningenarchief. Al is dit gelukkig (nog) geen werkelijkheid, de tekening verbeeldt een oorlogvoering van kunstmatige intelligentie nadat deze de mensheid al heeft vernietigd. (serie 1974).Waarover ook later meer.

Door persoonlijke omstandigheden kwam er in mei 1970 een eind aan mijn dienstverband en kwam ik in de WW terecht. In de daarop volgende maanden heb ik een grote productie tekeningen gemaakt om de tekentechniek niet te verliezen. Het was de liefde die me in de zomer van 1970 weer uit de dip haalde: Sytske. Eind 1970 begon ze aan haar opleiding aan de kunstacademie St.Joost in Breda .en ik werd ook een nieuwe bewoner van deze mooie stad. We gingen samenwonen in een pand uit de 18e eeuw, zo'n honderd meter verwijderd van de Grote Markt waarvan de benedenverdieping dienst deed als Wereldwinkel. Overdag werkte ik via uitzendbureaus en in de avonden waren Sytske en ik veel met tekenen bezig. In 1971 had een ontmoeting met de Bredase uitgever Vincent van Oosterhout een gedroomd gevolg. We besloten om een stripblad uit te gaan geven. Het eerste blaadje op klein formaat met als titel ‘’Take a trip to comic land’’ leverde de drukker ondersteboven gedrukt af. We vergaten deze blunder en Vincent regelde een andere drukker. We kwamen op een nieuwe titel en een groot formaat blad uit: Stripkrant, waarvan ik het eerste nummer vrijwel in zijn geheel heb vol getekend. Een oproep voor andere tekenaars leverde er toen nog maar enkelen op. Het werk was deels geïnspireerd op Amerikaanse undergroundstrips, provocatief en nu in retrospectief eigenlijk op dat moment al wat achterhaald. Er verschenen dan ook maar twee uitgaven van het blad.


Wanneer de kunstmatige intelligentie de mensheid heeft uitgeroeid gaan de robot legers ook oorlogen voeren.
Tekening uit 1974.



Ook Sytske kende een desillusie: de kunstacademie bleek toch niet zo haar ding te zijn, en werd later lerares. In de daarop volgende jaren trok ik met mijn tekenmap langs redacties van weekbladen om opdrachten binnen te halen. Met name kleurplaten voor de jeugd bleken het goed te doen, zoals voor Taptoe en de VARA gids. Voor de VPRO gids leverde ik cartoons aan. Inmiddels terug in Eindhoven werd ik door Jan Willem Overeem gevraagd een maandelijkse tekening (1974-1977) voor Uit de Kunst te maken, het blad voor houders van een Cultureel Jongeren Paspoort. Dat waren veelal spotprenten die wel eens een schurende uitwerking hadden bij de autoriteiten. In deze uitgave werden ook mijn eerste pennenvruchten gepubliceerd. 

Tussendoor werd ik vaak gevraagd voor liefdewerk oud papier tekeningen en strips: veelal voor kritische blaadjes van allerlei actiegroepen. Ook dat beschouwde ik als een podium niet té min. Vanaf 1978 maakte ik ook veel tekeningen, affiches en strips voor de Katholieke Werkende Jeugd (KWJ), waarvan de katholieke signatuur reeds grotendeels was verdampt. Het blad Vorming - tijdschrift voor educatief werk - bracht me in contact met Jan Smeets van toneelgroep Proloog. Hij werd mijn derde stimulator. Hij vroeg me om het decor te maken voor een nieuwe toneelproductie: ‘’Slappe tijden, Sterke meiden’’.Het was ook Smeets die mij in 1974 bij een kritisch kinderblad - ‘Vuistje’’ - betrok. Ik vond het onzin om kinderen met strips in een politieke mensenwereld, zelfs met het Marxisme, te betrekken maar hier won de loyaliteit en ik wilde hem niet teleurstellen. 

Brief Ton Smits

In 1974 liet ik de bekende Eindhovense cartoonist Ton Smits mijn nieuwe werk zien (de ''Buizen serie'') dat hij zo interessant vond dat hij ter plekke een aanbevelingsbrief schreef aan de NV Philips. Zijn cartoons en schilderijen zijn nu permanent te zien in het Ton Smits huis in Eindhoven.

Antwoord Philips

Foto Ton Smits

© foto Frans Dekkers
Zijn cartoons en schilderijen zijn nu permanent te zien in het Ton Smits huis in Eindhoven.


In 1974 maakt ik een serie tekeningen - in een vernieuwende stijl, zo vond ‘’men’’- die goed werd verkocht. Ik ging ermee naar de bekende Eindhovense cartoonist Ton Smits die er tot mijn verbazing zo van onder de indruk was dat hij ter plekke een introductiebrief schreef aan het hoofd van de reclameafdeling van de NV Philips. Het zou door mijn stomme toedoen een gemiste kans geweest kunnen zijn. Ik stuurde niet het gecomplimenteerde werk, maar een reeks reclametekeningen aan de NV Philips waar men niet op zat te wachten.Die werkten met de allergrootste all over the world. Later drong pas het begrip tot mij door waarom Smits mij onder de aandacht van Meyer bracht.Het was blijkbaar iets unieks dat hij hem wilde tonen. Het was ook de tijd - ik was 26 jaar - dat ik besefte dat er voor mij geen toekomst zat in strips, tekeningen en cartoons. De de dag- en weekbladen hadden vrijwel geen eigen ‘’eigen’’ tekenaars meer op hun lijstje staan, maar maakten gebruik van aangeboden strips die in meerdere kranten verschenen en dus aantrekkelijk goedkoop waren. Men kan het vergelijken met anno nu in de journalistiek dat één zelfde verhaal in meerdere kranten verschijnt. Hier eindigd - ietwat rommelig - mijn tekentijd. Ik ben vast wat vergeten en misschien duikt daarvan nog wel wat op in een ander leven: dat van journalist.


 Tekening uit een serie van tien - de '''Buizen serie" uit 1974.
Deze kreeg de titel ''Het graf van de techniek''.


 ''Buizen serie'' - zonder titel - 1974


Buizen serie 1974


Buizen serie 1974


Strip uit een serie over jongerencultuur in de jaren zestig - 1972


Strip uit een serie over jongerencultuur in de jaren zestig - 1972


Strip uit een serie over jongerencultuur in de jaren zestig - 1972


Tekening uit 1970 - Hippie kerk - "Morgens ein Joint, und der Tag is dein Freund''   


In 1968 debuteerde ik met een strip in het Eindhovens Dagblad. Redacteur Jan Willem Overeem vond het tijd worden voor een jongerenpagina in deze krant en bedacht de teksten.voor PROTO.


GEESTVERRUIMING EEN MYSTERIE?
Tekening bij een verhaal van de Eindhovense protestzanger Armand (Herman van Loenhout) uit 1969 in het Eindhovens Dagblad van 31 mei 1969.


Cover van het eerste nummer van ''Stripkrant'' uit 1972  ontworpen door Frans Dekkers.
Bij de Stripkrant staat Frans Dekkers met pseudoniem "Dozy" vermeld.

https://www.fransdekkers.nl/assets/images/pxl-20211101-142129546-2446x2906.jpg

Tekening uit een serie over een absurdistische wereld uit 1976